Avis des décès
carte de mortuaire
death card
Leopold Lodewijk Filips Maria Victor[1] (Brussel, 9 april 1835 – Laken, 17 december 1909), prins van België, hertog van Saksen, prins van Saksen-Coburg en Gotha, hertog van Brabant en senator, was de tweede koning der Belgen. Hij was de tweede, maar de oudste overlevende zoon van Leopold I van België en Louise Marie van Orléans. Hij volgde op 17 december 1865 zijn vader op en bleef koning tot zijn dood.
Leopold II was ook de stichter, eigenaar en soeverein van de Onafhankelijke Congostaat, zijn privé-project.
Léopold II (Léopold Louis-Philippe Marie Victor) (9 avril 18352 – 17 décembre 19092), deuxième roi des Belges (17 décembre 1865 – 17 décembre 1909), prince de Belgique, duc de Saxe, prince de Saxe-Cobourg-Gotha, duc de Brabant (18403-1865), fondateur de l'État indépendant du Congo (1885-1908), succède à son père, Léopold Ier, sur le trône belge en 1865. Par sa mère Louise d'Orléans, il est le petit-fils de Louis-Philippe Ier, roi des Français. Il est le frère de l'impératrice du Mexique Charlotte.
Leopold II. (* 9. April 1835 in Brüssel; † 17. Dezember 1909 auf Schloss Laeken, Brüssel; eigentlich Leopold Ludwig Philipp Maria Viktor, französisch Léopold Louis Philippe Marie Victor, niederländisch Leopold Lodewijk Filips Maria Victor) aus dem Haus Sachsen-Coburg und Gotha war bis 1865 Herzog von Brabant[1] und Prinz von Belgien und folgte seinem Vater Leopold I. auf den Thron des Königreichs Belgien. Von 1865 bis 1909 war er König der Belgier.
Leopold war Anhänger kolonialistischer Ideen und gründete in Zentralafrika den offiziell eigenständigen Kongo-Freistaat, dessen absoluter Monarch und persönlicher Eigentümer er von 1876/1885 bis 1908 war. Zu dieser Zeit wurde aus dem Kongo vor allem Elfenbein und Kautschuk exportiert. Die einheimische Bevölkerung wurde dabei grausam misshandelt und ausgebeutet. Wie viele Menschen bei den „Kongogräueln“ ums Leben kamen, ist umstritten. Adam Hochschild, ein US-amerikanischer Journalist, der sich mit der Kolonialzeit in Belgisch-Kongo intensiv auseinandergesetzt hat, nannte in einem 1998 erschienenen Buch die Schätzung „zehn Millionen Opfer“.[2] Der Historiker Christoph Driessen bezeichnet diese Zahl in seiner „Geschichte Belgiens“ dagegen als „nicht belegt“, spricht aber von einem „Verbrechen von apokalyptischen Ausmaßen“[3]. 1908 wurde das riesige Territorium Eigentum des belgischen Staates und im Zuge dessen in Belgisch-Kongo umbenannt.
Leopold II (9 April 1835 – 17 December 1909) was King of the Belgians from 1865 to 1909.
Born in Brussels as the second but eldest surviving son of Leopold I and Louise of Orléans, he succeeded his father to the Belgian throne in 1865 and reigned for 44 years until his death – the longest reign of any Belgian monarch. He died without surviving male heirs. The current Belgian king descends from his nephew and successor, Albert I.
Leopold was the founder and sole owner of the Congo Free State, a private project undertaken on his own behalf. He used Henry Morton Stanley to help him lay claim to the Congo, the present-day Democratic Republic of the Congo. At the Berlin Conference of 1884–1885, the colonial nations of Europe authorized his claim by committing the Congo Free State to improving the lives of the native inhabitants. From the beginning, Leopold essentially ignored these conditions. He ran the Congo using the mercenary Force Publique for his personal enrichment. He extracted a fortune from the territory, initially by the collection of ivory, and after a rise in the price of rubber in the 1890s, by forced labour from the native population to harvest and process rubber. He used great sums of the money from this exploitation for public and private construction projects in Belgium during this period. He donated the private buildings to the state before his death, to preserve them for Belgium.
Leopold's administration of the Congo was characterised by murder, torture, and human rights atrocities, resulting from notorious systematic brutality. The hands of men, women, and children were amputated when the quota of rubber was not met. Thousands were sold into slavery. These and other facts were established at the time by eyewitness testimony and on-site inspection by an international Commission of Inquiry (1904). Millions of the Congolese people died: modern estimates range from 1 million to 15 million deaths, with a consensus growing around 10 million. Some historians argue against this figure, citing the absence of reliable censuses, the enormous mortality of diseases such as smallpox or sleeping sickness, and the fact that there were only 175 administrative agents in charge of rubber exploitation.[1][2]
In 1908 reports of deaths and abuse in the Congo induced the Belgian government to take over the administration of the Congo, free from Leopold's oversight.
Een bidprentje (gedachtenisprentje of doodsprentje) is een klein prentje dat binnen de Katholieke Kerk als herinnering aan bepaalde gebeurtenissen zoals doopsel, eerste communie, vormsel, huwelijk, priesterschap en in het bijzonder bij een overlijden wordt uitgegeven. Behalve de religieuze afbeelding, staat op voor- of achterzijde meestal ook een gebed. Indien het wordt uitgegeven naar aanleiding van een overlijden worden de naam, titel, geboorte- en sterfdag van de overledene vermeld. Het gebruik van een bidprentje komt bijna uitsluitend voor onder katholieken.
De bidprentjes worden tijdens de uitvaart aan de aanwezigen uitgedeeld. Daar waar vroeger op dit soort bidprentjes meestal een heilige werd afgebeeld in zwart-wit maar vaak ook in kleur, wordt nu ook vaak een kruis of de overledene zelf afgebeeld.
Een veelvoorkomend formaat voor bidprentjes is het A7-formaat, een formaat dat hiervoor zeer lang de standaard was. De oudste bidprentjes hebben enkel een voor- en achterzijde. Later werd een dubbelgevouwen A6-formaat gebruikt, waarbij de afbeelding aan de buitenkant stond en de gebedstekst binnenin. Recent wordt echter meer en meer gebruikgemaakt van een vierkant formaat (bv. 10cm x 10cm).
Deze bidprentjes worden vaak in een missaal gestoken, zodat men tijdens een Mis al eens kan bladeren en zo deze personen in herinnering roepen. Zo komt het vaak dat deze bidprentjes langer bewaard werden dan doodsbrieven. Ze zijn dan ook een goede vertrekbasis bij het opstellen van een stamboom, maar de informatie moet met enige omzichtigheid gebruikt worden omdat er al eens fouten of onnauwkeurigheden (bv. in de naam van een persoon) voorkomen.
Bidprentjes maken vaak onderwerp uit van ware verzamelwoede. In Vlaanderen werd de collectie van pastoor Leopold Slosse die om en nabij het miljoen bidprentjes bedraagt, aangekocht door de stad Kortrijk. Deze collectie kan geraadpleegd worden in het Stadsarchief van Kortrijk.